Op 6 juli 2024 werd door de Wetenschappelijke Commissie een interne studiedag georganiseerd, die gewijd was aan ‘de psychoanalytische identiteit. Als gastspreekster fungeerde Alexandra Lemma die een artikel over dit onderwerp publiceerde in de rubriek Psychoanalytic Controversy van de International Journal of Psychoanalysis (Lemma 2023 a). Zij staat bekend als een psychoanalyticus die veel publiceert, grote interesse heeft in aanverwante vakgebieden en steeds aansluiting zoekt bij hedendaagse thema’s. Situaties waarin het psychoanalytisch denken stereotype dreigt te worden, benadert zij op een verfrissende wijze door vanuit een hoger, vaak filosofisch, abstractieniveau het onderwerp te benaderen. Een mooi voorbeeld hiervan is haar recente boek over ethiek, waarover zij een dag eerder op de Summer University te Amsterdam een voordracht hield (Lemma 2023c, Spuibroek 2024). Er waren een dertigtal, overwegend relatief wat jongere deelnemers uit het gehele land die allen enthousiast deelnamen aan de discussie. Door omstandigheden was het noodzakelijk om uit te wijken naar een alternatieve locatie in Amsterdam-Noord. Eigenlijk was ik verrast dat dit goed uitpakte omdat een andere locatie ook weer anders voelt en andere gevoelens oproept. Het fraaie en kostbare gebouw aan het Olympiaplein te Amsterdam is immers in 1973 aangekocht in de tijd dat de psychoanalyse bij uitstek een maatschappelijke institutie was. Die tijd is definitief voorbij, maar dat betekent allerminst dat de psychoanalyse ‘dood is’. Integendeel, deze studiedag is het bewijs daarvan.
In haar lezing wijst Lemma allereerst op het belang van een professionele identiteit waarmee een groepering voor de buitenwereld duidelijk maakt waar zij voor staat. Tegelijkertijd biedt deze identiteit voor de groep zelf een min of meer duidelijke vraagstelling. Het wekt geen verwondering dat Lemma de individuele en maatschappelijke betekenis die wordt toegekend aan ‘het onbewuste’ benoemt als het belangrijkste, niet-controversiële referentiepunt. De onbewuste dynamiek is het focus van psychoanalytische interventies. De hiermee verbonden, overkoepelende psychoanalytische meta-competentie is volgens Lemma “het vermogen om een analytische houding” te onderhouden als een specifieke mentale toestand (p. 845). Het voordeel van deze benadering is dat dit een weinig controversiële benadering is die behulpzaam is bij de disciplinering van ons denken. Heel belangrijk is dat dit eveneens noodzaakt om de onvermijdelijke, veelvoudige impliciete vooraannames en vooroordelen steeds nauwkeurig te onderzoeken. Dit geldt ook voor “…de onbewuste identificaties en overdrachten op degenen die ons onderwezen hebben, waarbij wij steeds bedacht moeten zijn op de hieraan verbonden gevaren van narcisme en idealisatie.” (p. 847)
Iedere identiteit, maar zeker de psychoanalytische, vraagt om ‘werk’ in de zin dat bovengenoemde bewuste en onbewuste referentiepunten voortdurend getoetst worden in hun dialectische verhouding tussen buiten- en binnenwereld. Uiteindelijk is de psychoanalytische identiteit een vraagstelling met een open einde in een dialoog met “de dingen die ertoe doen”. Het laatste citaat is ontleend aan de bekende Canadese filosoof Taylor die schrijft dat hij alleen voor zichzelf een niet-triviale identiteit kan definiëren wanneer hij zich midden in de wereld plaatst waarin hij “bestaat” (p.848). Als psychoanalytici, individueel en als groep, betekenis willen geven aan wie wij denken te zijn, dan moeten wij ons niet alleen vragen blijven stellen over de singulariteit van iedere patent, maar ook van ons zelf. Maar dat wel binnen de context van de snelle socio-culturele en omgevingsveranderingen waarin ons werk en onze levens ingekaderd zijn.
Uiteraard is een lezing op dit niveau allereerst een uitnodiging om er verder over na te denken. Daarom was er eigenlijk geen dieper gaande inhoudelijke discussie over de voordracht mogelijk. In plaats daarvan nodigde de dagvoorzitter de toehoorders uit om aspecten uit de lezing te noemen die aanspraken, waarna een breed scala aan thema’s nogmaals de revue passeerde. Maar de toon is gezet: staar je niet blind op wat ‘wel of niet psychoanalyse is’, maar neem de identiteit waar je je als groep in kan vinden als uitgangspunt om deze te blijven onderzoeken. Voorkom dat je je zelf marginaliseert en plaats je zelf midden in de wereld die wij ‘zijn’.
In het middagprogramma presenteerden Leontien Brameijer, Fatma Sevinç en Dirk Vlietstra ieder hun visie op een Engelstalig vignet over de droom van een patiënt. Ieder gaf een beeld van het referentiekader van waaruit dit vignet beschouwd werd. Met wat goede wil kan je in de drie betogen terugvinden hoe ieder op zijn of haar manier een invulling probeert te geven aan ‘een analytische identiteit’ waarin de omgang met ‘het onbewuste’ het referentiepunt is. Er werd met aandacht en respect geluisterd en er werden veel, vaak ook kritische vragen gesteld. De drie sprekers deden hun best om duidelijk te maken hoe zij zich vanuit hun klinische ervaring in het specifieke kader zijn gaan thuis voelen.
Natuurlijk is de volgende stap naar de voortdurende zelfreflectie die Lemma in haar lezing aangeeft, wat te hoog gegrepen voor een studiedag als deze. De ‘ironische attitude’ die zij bepleit gaat uit van een voortgaande twijfel terwijl wij ons liever een trotse identiteit van psychoanalytische zekerheden aanmeten. Maar indirect ben ik toch een voorbeeld tegengekomen. Toen ik met een collega naar de locatie liep, wees deze erop dat Lemma in een ander artikel (in dezelfde aflevering van de IJP), schrijft over het begrijpen van “verbeeldingen van het lichaam” (“body imaginings”) (Lemma 2023 b, p. 811). Ik benoemde dit als een reeks van fragmenten, waaruit vervolgens de vraag voortkwam waarom het begrip ‘fragment’ eigenlijk zo’n ongunstige bijklank heeft in ons vak. Is het niet één van de impliciete vooraannames om uit te gaan van de geest als een eenheid, waarin de echo doorklinkt van de aloude betekenis die wordt toegekend aan de ‘synthetische functies van het Ik’ ? Bij de trias reflectie, ironie hoort echter ook ‘het fragment’, omdat je wanneer je het fragment inpast binnen het vaste verhaal, alles hetzelfde blijft. Maar wanneer je de bestudering van het fragment als uitgangspunt neemt, dan zijn er steeds andere verhalen mogelijk. Een mooi voorbeeld hiervan gaf Fatma aan het eind van de Studiedag. Zij vertelde dat de tekst van het gedicht waarmee de Engelstalige psychoanalytica in de toegezonden tekst over de droom, haar associatie van de analyticus over haar patiënt weergeeft, vanuit haar Turkse achtergrond een heel andere betekenis heeft. “…Zelfs de handen van de regen zijn te klein…” Dit bleek ook de tekst van een populair Turks chanson dat veel gezongen wordt en dat weergeeft hoe kostbaar de liefde is die in de handen ligt van de regen als een metafoor..
Dit beeld geeft precies weer hoe ik deze studiedag ervaren heb: verfrissend, voedend-inspirerend en liefdevol.
Jaap Ubbels
Literatuur:
Lemma, A. (2023 a). “Who do you think you are? Some reflections on analytic identity”. Int.J.of Psychoanalysis 104, 843-848.
Lemma, A. (2023 b). “The missing: Exploring the use of photographs in “working through” the natal body with transgender youth”. Int.J.of Psychoanalysis 104, 809-828.
Lemma, A. (2023 c). First Principles – Applied ethics for psychoanalytic practice. Oxford, University Press.
Spuijbroek, E. (2024). “Praktische wijsheid in de woorden van Alexandra Lemma”. Tijdschrift voor Psychoanalyse 30, 2.