De wetenschappelijke avond van 15 april 2024 stond in het teken van ethische aspecten van de supervisierelatie. Ter inleiding beschreef Frans Schalkwijk enkele ethische aspecten van supervisie, die vervolgens werden samengevat in drie stellingen. Daarna werden de deelnemers opgesplitst in twee groepen: een online en een in de zaal. Na de discussie werden de overwegingen door beide groepen teruggekoppeld naar de plenaire groep en volgde nog een discussie met alle aanwezigen.
Inleiding
Ethisch kader. De supervisor erkent de supervisant onvoorwaardelijk als een uniek subject en
waardig (los van eigenschappen of vaardigheden als psychotherapeut). De
relatie is dus gelijkwaardig maar asymmetrisch, ongelijkvormig door het beoordelende karakter van de professionele relatie. De supervisie is voor het stimuleren van de professionele, de leertherapie voor de persoonlijke ontwikkeling. Dus: supervisiekader is om de eigen werkstijl aan te scherpen (NB: let op potentieel conflict met ook methodisch moeten ‘leren’). In de NPaV is de ethiek van supervisie ondergebracht op gelijke voet met een behandeling, na afloop van de supervisie vervalt dit.
Grensschendingen. Deze zijn vaak te herkennen aan de behoefte om deze toe te dekken. In
een supervisierelatie is daarbij te denken dat de supervisor plotseling en
zonder overleg het supervisiekader verandert, of een van beiden vriendschappelijke of seksuele toenadering buiten de supervisie zoekt.
Vervaging van functionele grenzen. Die kunnen zowel geïnitieerd worden door de supervi-
sant als door de supervisor. Voorbeelden van supervisor
zijn uitvoerig theoretische kennis ten gehore brengen om de supervisant te imponeren of ervan uitgaan dat hij/zij de psyche van de patiënt beter kent dan de supervisant en de eigen aannames daarover als leidraad in de supervisie neemt. Voorbeeld van supervisant is bijvoorbeeld voortdurend persoonlijke problematiek voorop stellen en het klinische werk niet te laten zien.
Vervaging van sociale grenzen. Kun je op een congres alleen of met een groepje collega’s met
je supervisor of supervisant ’s avonds uit eten gaan en kun je
samen in een commissie zitten? In welke mate kan de supervisor onthullingen over zijn eigen leefsituatie doen? In hoeverre wordt de supervisierelatie gekleurd doordat een van beiden nabijheid zonder grensschending zoekt? Denk aan Toni Ladans stelling over de eenzaamheid van het vak en gekend willen worden als persoon. In welke mate kunnen supervisor en supervisant verbonden zijn via sociale media?
Onderwijzen of behandelen: Lange tijd was de aanbeveling dat de supervisor niet behandelt,
en als, dan op meer oppervlakkige aspecten van de persoonlijk-
heid van de supervisant door de beperking in de tijd én de kwetsbaarheid van de supervisant voor vernederingen op psychologisch functioneren. Nu zijn er door een toegenomen accent op het relationele denken veranderingen in de discussie hierover:
• Behandeling staat ten dienste van het overstijgende doel van de professionele groei, persoonlijkheid van de supervisant bespreken met als focus het bevorderen van het psychoanalytische werk.
• Supervisant heeft het laatste woord over hoe uitputtend diens emotionele wereld beschik-baar is voor exploratie in supervisie.
• Supervisor dient open te staan voor zelfobservatie en de supervisant uit te nodigen observaties te doen over ‘kenmerken’ van de supervisor.
Drie stellingen:
1. In het begin van een supervisieproces is het vanzelfsprekend dat de supervisor zich als de deskundige en wetende opstelt, terwijl later in het proces door de bespreking van (tegen)overdrachtsmanifestaties een meer behandelend aspect waardevoller is.
2. Een zekere vervaging van functionele grenzen is niet te vermijden en is goed bruikbaar om het analytisch proces dat zich tussen supervisant en diens patiënt afspeelt te onderzoeken.
3. De optimale manier van evalueren van de supervisie is als supervisant en supervisor elkaar eerst schriftelijk beoordelen dat hun evaluaties pas daarna worden besproken.
De discussie in de verschillende groepen
Met name in de online groep werden, hoewel online, veel persoonlijk ervaringen uitgewisseld, ervaringen die zich niet lenen om hier uiteen te zetten.
De groep beperkte zich hoofzakelijk tot de eerste stelling. Men was het er over eens dat in een supervisie ‘behandelen’ en onderwijzen door elkaar loopt. Aangemerkt werd dat ‘behandelen’ in engere zin niet thuis hoort in een supervisie. Supervisie dient altijd ten dienste te staan van de supervisie/de patiënt en diens overdrachts-tegenoverdrachtsconstellatie met de supervisant. In een supervisie hoort met name daarover iets geleerd te worden en staat onderwijzen centraal. Opmerkingen over persoonlijke zaken kunnen door supervisandi als erg kwetsend worden ervaren en blijken de veiligheid van de supervisierelatie niet altijd ten goede te komen. Interpretaties over de supervisant door de supervisor worden door de meeste deelnemers als ongewenst gezien. Omgekeerd kan het ook als verwaarlozend door de supervisant worden ervaren als een supervisor het persoonlijke volledig uit de weg gaat. Bovendien kan dit het leerproces fors in de weg staan. Van beide opties kwamen verschillende voorbeelden in de groep naar voren. Het blijft dus een steeds aftasten van de optimale balans tussen onderwijzen en ‘behandelen’.
Over de 2e stelling kwam nog het regionale verschil naar voren/ter sprake. In de regio is het dikwijls onvermijdelijk dat men zijn/haar supervisor tegenkomt tijdens intervisies/PAC-bijeenkomsten of werkgroepen. Terwijl dit bv. in Amsterdam makkelijker te voorkomen is. Hoe dan ook is het van belang in de supervisierelatie openlijk te kunnen bespreken wat het kan oproepen bij de supervisant wanneer men elkaar ook elders tegenkomt en samenwerkt. Het is zeker voorstelbaar dat input vanuit deze situaties ook van meerwaarde kan zijn in de supervisie, bv over de overdrachts-tegenoverdrachtsconstellatie van de patiënt met de supervisant. Opgemerkt werd dat het van belang is om als supervisor transparant te zijn over op welke informatie je jezelf gebaseerd hebt. Subtiele ‘grensoverschrijdingen’ zoals met de goede bedoelingen je supervisant een boek geven, kwam ook nog aan de orde. Hoewel dit als een mooi en inspirerend gebaar kan worden ervaren, kan het ook als een verplichting voor de supervisant voelen. Hij/zij heeft immers een afhankelijkheidsrelatie (beoordelende relatie) met de supervisor en kan van daaruit zich bezwaar voelen dit niet aan te nemen of het niet te gaan lezen.
In de groep op het Olympiaplein ontstond een levendige discussie over hoe je supervisie geeft. Voor de een was de essentie je als supervisor vragend op te stellen, zodat de supervisant wordt gestimuleerd zelf naar oplossingen en antwoorden te komen. Voor de ander is supervisie aan de supervisant voorschrijven hoe te handelen, soms zelfs letterlijk te wat de supervisant kan doen in de behandeling. Beide, hier wat gepolariseerd weergegeven, zienswijzen hebben ook een voorbeeldfunctie van hoe je zelf als analyticus werkt. Aan de andere kant werd geopperd dat geven van supervisie een specifieke methodiek is, die niet samenvalt met de methode van analytisch werken. Dat komt aan de orde in het thema ‘Onderwijzen of behandelen’ en in het artikel van Frwaley-O’Dea & Sarnat (2001)
Literatuur
Frawley-O’Dea. M.G. & Sarnat. J.E. (2001). The teach-treat issue. Hfdst. 7. 136-169.
In: The supervisory relationship, a contemporary psychodynamic pproach. Londen, NY; Guilford Press
Schalkwijk, F, (2021) Supervisie en ethiek. In:Vanaerschot, G., Nicolai, N. & Daansen, P.
Supervisie als proces. Een gids voor de praktijk. p. 241 – 252